Info-Tafel 1 | Kreis Düren

Niederländisch / Nederlands
Englisch

Deutsch

Am 1. September 1939 überfiel das nationalsozialistische Deutsche Reich sein Nachbarland Polen. Damit begann der Zweite Weltkrieg, der in Europa und in anderen Erdteilen mehr als 50 Millionen Todesopfer forderte. Mit der Kapitulation der Wehrmacht vor Stalingrad begann der militärische Niedergang des Reiches. Am 6. Juni 1944 gingen alliierte Truppen in der französischen Normandie an Land und erreichten Anfang September 1944 die Reichsgrenze. Damit kehrte der Krieg ins Land seiner Verursacher zurück.

Durch den erbitterten Widerstand von Wehrmacht und improvisierten Hilfstruppen wie dem „Volkssturm“ verzögerte sich die Befreiung Deutschlands und der Welt von dem verbrecherischen NS-Regime. Die Zivilbevölkerung in der hiesigen Region bezahlte dafür einen hohen Preis. Zahlreiche Dörfer und Städte – Hürtgen, Vossenack, Kommerscheidt, Schmidt, Kesternich, Jülich und Düren – wurden nahezu vollständig zerstört.

Ebenso schlimm sah es jenseits der Grenze in Belgien aus, wo die militärisch chancenlose Ardennen-Offensive von Wehrmacht und Waffen-SS gleichfalls Tod, Elend und Zerstörung brachte. Städte und Dörfer wie St. Vith, Malmedy, Bütgenbach, Rocherath, Büllingen, Vianden, Houffalize, Bastogne, Wiltz, La Roche, Hotton, Faymonville, Chenogne oder Jemelle wurden weitgehend oder vollkommen zerstört. Tausende Soldaten und auch zahlreiche Zivilpersonen starben beiderseits der Grenze in der Endphase des Krieges.

Schauplätz der Ardennen-Offensive und der Kämpfe in der Nordeifel [Grafik: © Eva Müller-Hallmanns Grafik Design]

Die abgebildete Karte verzeichnet eine Auswahl von Ortschaften, die durch die Kämpfe im Rahmen der Ardennen-Offensive sowie der Kämpfe in und um den Hürtgenwald besonders stark zerstört wurden. Die Fotografien zeigen jeweils die Zerstörungen diesseits und jenseits der deutsch-belgischen Grenze.

Während des Krieges lag die Aufgabe der Bergung und Bestattung toter Soldaten in Händen von Gräberoffizieren und Bestattungskommandos der Wehrmacht. Sie waren außerdem für die Suche nach Vermissten und für die Identifizierung der Toten verantwortlich. Auch die Anlage dauerhafter Friedhöfe fiel in ihren Aufgabenbereich. Für die Kennzeichnung der Soldatengräber war eine Verbindung aus Eisernem Kreuz und Hakenkreuz vorgesehen.

Letztlich bestimmte aber der Verlauf der Kampfhandlungen die Form der Bestattungen. Die Lage im Winter 1944/45 ließ kaum die Errichtung größerer Friedhofsanlagen zu. Meist wurden die Toten in der Nähe von Kirchen oder Gemeindefriedhöfen nahe der Frontlinie beigesetzt. Viele Leichen blieben in Eifel und Ardennen auch über das Kriegsende hinaus unbestattet liegen. Der Verlauf der Kampfhandlungen, extreme Kälte oder die von der Wehrmacht angelegten Minenfelder verhinderten ihre rasche Bergung.

Das infolge der Kämpfe im Westen zerstörte Dorf mit vorbeimarschierenden amerikanischen Infanteristen. Aufgenommen wurde das Foto am 6. Dezember 1944. [Foto U.S. Signal Corps, U.S. National Archives]

St. Vith (Belgien) wurde im Zuge der Ardennen-Offensive zerstört. Das Foto zeigt die Pfarrkirche des Ortes inmitten einer Trümmerlandschaft. [Fotograf unbekannt, Fotoarchiv des Kgl. Geschichtsvereins „Zwischen Venn und Schneifel“, St. Vith]

Niederländisch / Nederlands

Bord 1 Oorlog, dood en begrafenis

Op 1 september 1939 viel het nationaalsocialistische Duitse Rijk buurland Polen binnen. Daarmee begon de Tweede Wereldoorlog, die in Europa en andere delen van de wereld aan meer dan 50 miljoen mensen het leven kostte. Het militaire verval van het Rijk begon met de capitulatie van de Wehrmacht voor Stalingrad. Op 6 juni 1944 gingen geallieerde troepen in het Franse Normandië aan land en die bereikten begin september 1944 de rijksgrens Daarmee keerde de oorlog terug in het land van zijn veroorzaker.

Door de bittere weerstand van de Wehrmacht en geïmproviseerde hulptroepen zoals de

„Volkssturm“ werd de bevrijding van Duitsland en de wereld van het misdadige NS-regiem vertraagd. De burgerbevolking in de lokale regio betaalde daarvoor een hoge prijs. Talrijke dorpen en steden – Hürtgen, Vossenack, Kommerscheidt, Schmidt, Kesternich, Jülich en Düren – werden bijna volledig verwoest.

Het zag er aan de andere kant van de grens in België net zo uit, hier zorgde het militair kansloze Ardennen-offensief van Wehrmacht en Waffen-SS ook voor dood, ellende en verwoesting. Steden en dorpen zoals St. Vith, Malmedy, Bütgenbach, Rocherath, Büllingen, Vianden, Houffalize, Bastogne, Wiltz, La Roche, Hotton, Faymonville, Chenogne of Jemelle werden grotendeels of volledig verwoest. Er stierven in de eindfase van de oorlog duizenden soldaten en ook talrijke burgers aan beide kanten van de grens.

De afgebeelde kaart toont een selectie van plaatsen die door de gevechten in het kader van het Ardennen-offensief en de gevechten in en om het Hürtgenwald bijzonder zeer zwaar beschadigd raakten. De foto’s laten de verwoestingen aan beide kanten van de Duits-Belgische grens zien.

Tijdens de oorlog was de berging en het begraven van dode soldaten een taak voor graf-officieren en begrafeniscommando’s van de Wehrmacht. Ze waren daarnaast verantwoordelijk voor het zoeken naar vermisten en het identificeren van de doden. Ook de aan leg van permanente kerkhoven behoorde tot hun takenpakket. Voor de markering van soldatengraven was een combinatie van ijzeren kruis en swastika gepland.

De vorm van de begrafenissen werd echter uiteindelijk bepaald door het verloop van de gevechten. Door de situatie in de winter van 1944/1945 was het oprichten van grotere begraafplaatsen nauwelijks mogelijk. Meestal werden de doden begraven in de buurt van kerken of gemeentelijke kerkhoven dichtbij de frontlinie. Veel lijken bleven in Eifel en Ardennen ook tot na het einde van de oorlog onbegraven liggen. Het verloop van de gevechten, extreme kou of de door de Wehrmacht aangelegde mijnenvelden verhinderden een snelle berging.

Englisch

Plaque 1: War, Death, and Burial

On September 1st, 1939, the National Socialist German Reich invaded the neighboring country of Poland. This marked the beginning of the Second World War, which claimed more than 50 million lives in Europe and other parts of the world. With the surrender of the Wehrmacht before Stalingrad, the military decline of the Reich began. On June 6, 1944, Allied troops landed in Normandy, France, and reached the Reich's border in early September 1944. With this, the war returned to the country of its instigators.

The fierce resistance of the Wehrmacht and improvised auxiliary forces such as the “Volkssturm” delayed the liberation of Germany and the world from the criminal Nazi regime. The civilian population in the local region paid a high price for this. Numerous villages and towns – Hürtgen, Vossenack, Kommerscheidt, Schmidt, Kesternich, Jülich, and Düren – were almost completely destroyed.

The situation was just as bad on the other side of the border in Belgium, where the Ardennes offensive of the Wehrmacht and Waffen-SS, which had no chance of military success, also brought death, misery, and destruction. Towns and villages such as St. Vith, Malmedy, Bütgenbach, Rocherath, Büllingen, Vianden, Houffalize, Bastogne, Wiltz, La Roche, Hotton, Faymonville, Chenogne, or Jemelle were largely or completely destroyed. Thousands of soldiers and also numerous civilians died on both sides of the border in the final phase of the war.

The illustrated map shows a selection of towns that were particularly badly destroyed by the fighting during the Ardennes Offensive and the battles in and around the Hürtgen Forest. The photographs each show the destruction on both sides of the German-Belgian border.

During the war, the task of recovering and burying dead soldiers was in the hands of Wehrmacht grave officers and burial detachments. They were also responsible for searching for missing persons and identifying the dead. The establishment of permanent cemeteries also fell under their responsibilities. For the marking of the soldiers’ graves, a combination of the Iron Cross and the swastika was stipulated.

Ultimately, however, the course of the fighting determined the form of the burials. The situation in the winter of 1944/45 hardly allowed for the construction of larger cemeteries. In most cases, the dead were buried near churches or municipal cemeteries close to the front line. Many bodies remained unburied in the Eifel and Ardennes even beyond the end of the war. The course of the fighting, extreme cold, or the minefields laid by the Wehrmacht prevented their speedy retrieval.

zurück zur Ausstellungs-Übersicht